Algemene toelichting paragraaf 6:

De gemeentelijke bevoegdheid tot regulering van de naaktrecreatie wordt
begrensd door artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel luidt
als volgt: "Hij die zich buiten een door de gemeenteraad als geschikt voor
ongeklede openbare recreatie aangewezen plaats, ongekleed bevindt op of aan
een voor het openbaar verkeer bestemde plaats die voor ongeklede recreatie
niet geschikt is, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie."
Deze bepaling is gebaseerd op het uitgangspunt, dat naaktrecreatie anno
heden niet (langer) overal schennis van de eerbaarheid oplevert. Dat geldt
zeker op die plaatsen waarop terzake een zekere maatschappelijke aanvaarding
heeft plaatsgevonden, danwel daar waar verwacht mag worden dat de grote
meerderheid van de aldaar aanwezigen dat geen bezwaar zou achten.

Artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht bevat een "uitputtende" regeling
van deze materie. Er is ten aanzien van ongeklede recreatie dan ook geen
plaats meer voor een gemeentelijke verbodsbepaling. De gemeenteraad mag
alleen nog gebieden aanwijzen die hij voor ongeklede recreatie wél geschikt
acht.

Bij de behandeling van dit artikel in de Tweede Kamer is gebleken dat niet
alleen op plaatsen die de gemeenteraad geschikt acht ongeklede recreatie mag
plaatsvinden, maar dat in feite op alle voor het openbaar verkeer bestemde
plaatsen, die daarvoor geschikt zijn, ongekleed gerecreëerd mag worden. De
rechter maakt in het concrete geval uit of er inderdaad sprake is van een
"geschikte plaats" als in het evenvermelde artikel is bedoeld.

Slechts indien de aard van de plaats of de omstandigheden zo zijn, dat in
redelijkheid niet meer kan worden gesproken van geschiktheid, blijft het
feit een zekere mate van strafwaardigheid behouden. De minister van justitie
noemde tijdens de Kamerbehandeling reeds een aantal factoren, dat zijns
inziens bij de afweging, of er sprake is van een geschikte plek voor
ongeklede recreatie, betrokken moet worden, te weten:

- het feit dat de grote meerderheid van de ter plaatse aanwezigen geen
bezwaren moet hebben tegen ongeklede recreatie;
- de lokale omstandigheden;
- de tijdsomstandigheden;
- (soms) het tijdstip van de dag.

De woorden "op of aan een voor het openbaar verkeer bestemde plaats" stellen
tenslotte buiten twijfel, dat er slechts sprake is van overtreding van
artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht, indien het gebeuren plaatsvindt
in het openbaar gebied, of daarmee te vergelijken plaatsen.

Conclusie van het bovenstaande: door het aanwijzen van bepaalde - concreet
omschreven - gebieden voor ongeklede recreatie, zoals in artikel 5.6.1 is
gebeurd, geeft de gemeenteraad impliciet aan, dat hij andere gebieden in
beginsel niét geschikt acht voor ongeklede recreatie. Indien personen in die
andere gebieden echter tóch ongekleed recreëren, dan hangt het van het
inzicht van de rechter af of deze personen strafbaar zijn of niet. De
rechter bepaalt immers in laatste instantie of een bepaald gebied voor
ongeklede recreatie geschikt is. De aanwijzing van gebieden door de
gemeenteraad heeft dus in zekere zin een relatieve betekenis. De
jurisprudentie zal op dit punt verdere duidelijkheid moeten scheppen.

Wat moet nu echter onder "ongeklede recreatie" worden verstaan? Naar de
mening van de Minister van Justitie valt hier zowel geheel als gedeeltelijk
ongeklede recreatie onder. Wel liet de Minister blijken dat het topless
recreëren niet snel schending van artikel 430a zal betekenen. Dit vindt
meestal plaats op stranden of daarmee te vergelijken plaatsen, en is aldaar
op dit moment vrij algemeen aanvaard, aldus de minister. De rechter heeft
hierover echter het laatste woord.